#8/14 GESCHIEDENIS EN FABRICATIE VAN DANSORGELS

GESCHIEDENIS EN FABRICATIE VAN DANSORGELS
Geschiedenis
Verbeeck
Mortier
– Mortier Orchestrions
Bursens
Decap 
Decap Herentals
Hooghuys
– Stamboom Hooghuys
– Nakomelingen van Hooghuys in Aalst
– Hooghuys politiek in Aalst
Vander Beken

LEES VANAF HET BEGIN ! > START LEZEN VANAF BLOG #1/14… tot #14/14
Vanaf 2021 posten we 2x/week een blog met informatie en foto’s, ontdek de website!
Klik op de afbeeldingen – lees rode quotes – bekijk filmpjes – lees en laat u verleiden!

GESCHIEDENIS EN FABRICATIE VAN DANSORGELS

Geschiedenis

De geschiedenis van de dansorgels kent ongetwijfeld zijn oorsprong bij de kerkorgelbouwers van de Zuidelijke Nederlanden. Hooghuys is een bekende Belgische kerkorgelbouwer en later dansorgelbouwer.

Bekende internationale kermisorgelbouwers zijn :

Gavioli, Parijs
A. Ruth und Sohn, Waldkirch
Limonaire Frères, Parijs
Fritz Wrede, Hannover
Bruder, Waldkirch
Wellershaus, Mülheim an der Ruhr
Gebr. Richter , Düsseldorf

Wanneer we de geschiedenis van de Belgische dansorgels bespreken komen we uit in een uitgebreid netwerk van bouwers. Ook zijn de makers van de muziek, de arrangeurs, noteurs en boekkappers zijn verweven in het netwerk. August Schollaert uit Aalst komt bijna overal in het netwerk voor.

Wanneer we de geschiedenis van de Belgische dansorgels bespreken, komen we uit in een uitgebreid netwerk van bouwers. Door een goede onderlinge verstandhouding is het een feit dat menig generatie orgelbouwers zelfstandig begonnen zijn, al dan niet na een eerdere werkervaring bij andere orgelbouwer. Ook zijn de makers van de muziek, de arrangeurs, noteurs en boekkappers verweven in het netwerk. Mijn verhaal over de Aalsterse orgelgeschiedenis is nauw betrokken bij de geschiedenis van de meest bekende Belgische orgelbouwers zijnde enkele in willekeurige volgorde Mortier, Decap, Hooghuys, Bursens, Verbeeck, Vander Beken, Fasano, Pierre Eich,… Alsvolgt in dit verhaal bespreken we enkele orgelbouwers uitvoerig om zo een beter beeld te krijgen, over de Mortier De Zwarte Kat uit Aalst en wie eraan gewerkt heeft. Dit Mortierorgel zijn levensloop vindt ook relaties bij Hooghuys familie. Ook Vander Beken orgelbouwer uit Edingen kent relaties bij Hooghuys. August Schollaert uit Aalst, die komt wel bijna overal voor in het netwerk dus we kunnen niet anders dan ons helemaal te verdiepen in de families van de Belgische orgelbouw.

Verbeeck

De familie Verbeeck is een Vlaams geslacht van orgelbouwers, afstammelingen van Jan Verbeeck (1861 – 1936). Jan Verbeeck stichtte in 1884 een orgelbedrijf in Antwerpen. Omwille van de oorlog, wijkt Verbeeck uit naar Engeland, samen met zijn zoon Jimmy. Na de Eerste Wereldoorlog richt zoon Pierre een eigen orgelbedrijf op in Antwerpen. Kleinzoon Johan begint na een brand opnieuw in Sint-Job-in-‘t-Goor. Daar bestaat het bedrijf nog steeds, onder de naam J. Verbeeck bvba, onder leiding van achterkleinzoon Johnny Verbeeck. Er worden zowel dans-, straat- als concertorgels gemaakt en ook oude orgels gerestaureerd. De klanten zijn voornamelijk Amerikanen, voor wie maatwerk wordt geleverd. Weduwe en zoon Verbeeck zijn beide actief lid bij de orgelvereniging MechaMusica. Een link tussen Verbeeck en Aalst is nog niet gevonden, maar we hopen dat dit nog mag ingevuld worden.

Onderstaand Limburger Armand Vos uit Overpelt met zijn Verbeeck draaiorgel op het Belgisch Kampioenschap orgeldraaien. Daarnaast de Pellegrini, een Verbeeck dansorgel en het logo van de firma. (Bron : Verbeeck website)

Onderstaand Verbeeck 84-toets orgel werd gebouwd door Pierre Verbeeck. Het was ooit in bezit van ons nationaal museum voor orgels in Koksijde. Bijna de gehele collectie van het museum werd verkocht naar buitenland en is nu te zien in het Matsushima museum in Japan. Het orgel speelt op enkele boeken van August Schollaert, maar opnames ervan heb ik nog niet kunnen vinden.

Luister hier naar een opname van het orgel.

Mortier

De West-Vlaming Theofiel Mortier, dokwerker in de Antwerpse haven, kon door een rijk huwelijk in 1885 een taverne openen in de Bredastraat in Antwerpen. Theophile had een goede neus voor zaken. Hij bestelde bij A.Gavioli in Parijs een dansorgel dat hij plaatste in de café. Vernieuwing en verandering brengt nieuwe klanten in een café. Mortier besloot nu en dan een nieuw Gavioli-orgel uit Parijs te kopen, wanneer hij voor het geïnstalleerde orgel een klant gevonden had. Dit bracht een verkoop van tweedehands orgels op gang, die financieel interessant was maar gelijktijdig een vraag naar herstelling meebracht. Mortier opende in 1890 een werkplaats voor onderhoud en herstellingen en begon ook aan nieuwbouw. Vanaf 1898 ging hij zelf orgels bouwen. Door aantrekkelijke voorwaarden te bieden kon hij specialisten weghalen bij andere orgelbouwers. Het 10-tal in 1908 tewerkgestelde personen steeg tot 80 in 1918. In 1919 wordt de “S.A. Usines Th.Mortier” gesticht. In de bloeiperiode van de firma, rond 1923, werken er een 100-tal personen. Het bedrijf staat dan onder leiding van Gustaaf Hermans. Het duurde niet zo lang of hij richtte een eigen fabriek op voor de bouw van dansorgels en later ook orchestrions.

In 1928 komt de bestelling van het orgel vanuit Aalst. Henri Van Cauwenbergh, uitbater van café d’Allience (later De Zwarte Kat) besteld een Mortier dansorgel van het type orchestrion.

De firma zet volop in op de verkoop van orchestrions en verkoop van hiervan zal vanaf 1927 in stijgende lijn gaan. In 1928 komt de bestelling van het orgel vanuit Aalst. Henri Van Cauwenbergh, uitbater van café d’Allience (later De Zwarte Kat) besteld een dansorgel van het type orchestrions. Meer dan 600 orgels en orchestrions werden door de firma gebouwd. De meeste daarvan werden tussen 1919 en 1928 vervaardigd. De firma Mortier ontsnapt een jaar later niet aan de wereldwijde crisis. De verkoop van instrumenten loopt niet goed en een deel van het personeel wordt ontslagen. Om het tij te keren, wordt een verkoopdienst ingesteld met vertegenwoordigers, onder wie Oscar Grymonprez. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ligt de productie zo goed als stil, waardoor slechts enkele orchestrions worden afgeleverd. Later werden ook nog grote orgels in een modernere stijl gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog was er afnemende belangstelling voor het dansorgel, mede door de opkomst van de jukebox. Een deel van de fabrieksgebouwen wordt verhuurd om er scheermesjes te vervaardigen. Toen de firma omstreeks 1952 geliquideerd werd, had deze ongeveer 1500 orgels geleverd, waaronder ook de Gavioli orgels waarvoor hij een tijd invoerder was. Mortier is echt geen orgelbouwer geweest, maar een gewiekst zakenman, die na stichting van zijn bedrijf alle middelen aanwendde om te produceren en de productie aan de man te brengen.

Mortierorgels waren een begrip en menig café had een danszaal met een dergelijk orgel. Tot in 1952 werden in de die fabriek honderden kleinere en grotere dansorgels en orchestrions vervaardigd, waarmee Mortier een klinkende naam werd naast Decap, Bursens, Fasano, Verbeeck en enkele andere bouwers. Op 28 december 1944 overlijdt Theophile Mortier, hij wordt begraven in Merksem. Op 11 april 1952 gaat de firma officieel in vereffening. Wat nog rest aan materialen en dergelijke wordt verkocht. Zo koopt noteur Louis Somers een kapmachine uit de inventaris. Op 7 mei 1954 neemt Rene Van Den Bosch officieel de merknaam ‘Mortier’ over. Nog jarenlang zal hij kwalitatief hoogstaande (half-)elektronische orgels bouwen met de naam ‘Mortier’ (zonder ‘Th.’) op het front. Hij verbouwde ook talloze instrumenten. Veel van de door Mortier gebouwde instrumenten werden later gemoderniseerd of verbouwd. Nog later, toen de belangstelling voor dansorgels verdween, werden de orgels gewoon gesloopt of, in het beste geval, verkocht naar het buitenland waar een verzamelaar zich erover ontfermde.

Onderstaand een foto van Theophile Mortier, een briefhoofding van de firma en daarnaast het prachtige orgel, de Mortier Orchestrion met 84 toetsen ‘The Maestro’ gebouwd in 1927, voorheen gevestigd in brouwerij ‘Oud Beersel’ te Beersel, nu in de collectie van Doug & Barbara Cusick.

Orchestrions werden geplaatst in de betere cafés en daar mocht het al eens wat rustiger en netter aan toe gaan dan in de grote volksdanszalen.

Mortier Orchestrions :

In 1919 werd de NV Mortier opgericht. Naast het bouwen van grote dansorgels kende Mortier na de eerste Wereldoorlog een evolutie in design en genre muziek dat erop gespeeld werd. De orgels werden ook geplaatst in de betere cafés en daar mocht het al eens wat rustiger en netter aan toe gaan dan in de grote volksdanszalen. Er kwam een volledig nieuw design met eikenhouten front en centraal de pijpen. François Casteels is de man bij Mortier die de orgels aan de man brengt. Mortier brengt een aparte tweetalige cataloog uit met alle 16 modellen en daarbij de vele opties van extra lampjes, kleuren, blaffeturen, glaspartijen,… uiteindelijk zijn er hierdoor geen identieke modellen op de markt gekomen. Elk orgel kreeg een cataloog nummer gaande van 25 tot 41. De orgels verkochten goed en werden eind jaren ’20 vrij veel geplaatst in kleine cafés.

Onderstaand enkele pagina’s uit de tweetalige cataloog Mortier orchestrions.

Model 29 en 36 was populair, model 39 werd in 1928 aangekocht door café De Zwarte Kat in Aalst. De cataloog van Usines Th. Mortier beschrijft Model N°39 als “Meubel in eik of mahonie, gewast. Zeer kundige façade met uitgesneden panelen, kunst-glas en beeldje.”Van hetzelfde model met nummer 39 is in 1927 door Mortier het 84-toets orgel De Astrid genaamd gebouwd. Dit bestaat nog en zit momenteel bij een privé verzamelaar in Florida USA. Een ander orchestrion model uit dezelfde generatie is de 84-toets model 41 uit 1928 dat nu behoort tot de Ghyselscollectie. Het is een van de weinige de origineel bewaard is gebleven. Ook de 84-toets Mortier uit 1928 met beeld genaamd Venus Di Milo kunnen we order dezelfde generatie catalogeren. Het bestaat nog maar de façade ervan werd door de jaren meermaals aangepast en is momenteel een replica, enkel het beeld is nog origineel. Het orgel zit nu in een privé verzameling in Engeland.

Onderstaand enkele afbeeldingen van 84-toets café orchestrion orgels van het merk Mortier, de Venus de Milo, de Astrid, een model 41 en helemaal rechts een zeldzamer model met als optie de zijbeuken.

De 84-toets Mortier orchestrions waren zeer populair, mede doordat ze een compacte uitvoering hadden waarbij het orgel in een kast was ondergebracht. Ze werden in 1920 op de markt gebracht en vormden een verdere uitbreiding van de vroegere 67-toets orgels, de oudste met een boek spelende orgels uit zijn productie. De 84-toets orchestrions hadden in vergelijking met de 67-toets modellen een volledige tegenzang (18 tonen) en meer registers. Er waren geen tongwerken aanwezig. Deze twee types waren op de ouderwetse manier gebouwd, met grote windlade en symmetrische pijpopstelling. Aanvankelijk waren ze in grijs en goud afgewerkt, nadien in de zo typerende massieve eik. De orchestrions spelen zachter doordat ze op een lagere winddruk werken dan grotere orgels. Ze zijn op zich al dieper van toon, mede door de grotere pijpen, en bovendien transponeren ze niet. Het klavier, waarin de boekmuziek gelegd werd, kon in de meest geschikte zijopstelling verkregen worden, dit zodat het orchestrion dicht tegen een wand kon geplaatst worden. De klavierkast kon worden afgesloten met twee verticale deuren. Wat de orgelfronten betrof, de geïllustreerde catalogus Orchestrions a Cartons, bevat verschillende modellen (nrs.36- 40) die een opbouw hebben verwant met “De Zwarte Kat”, die volgens de factuur is uitgevoerd in een eiken façade “model n° 39”.

Luister hier naar een opname van het orgel.

Mortier De Zwarte Kat Model 39 “Meubel in eik of mahonie, gewast. Zeer kundige façade met uitgesneden panelen, kunst-glas en beeldje.

Door veranderingen, smaak van de klant en het bedrag dat deze aan het orgel wilde besteden, komen praktisch geen twee identieke fronten voor. Als er echter iets ‘speciaals’ gevraagd werd, kon dit de prijs met 5000 frank doen oplopen! De afdeling verantwoordelijk voor de fronten stond onder de leiding van Pol Daelemans, die werkte met een ploeg van 10 geselecteerde meubelmakers, meestal beeldhouwers, onder wie een meestergast. Deze ploeg leverde om de maand een verschillend front af. Deze fronttypes, meestal in gebeitst eikenhout uitgevoerd, vertonen ook het kenmerkende vertikalisme van de Mortier fronten, door het aanbrengen van twee pilasters en soms kolommen die het front in drieën delen. Bij model 39 heeft het vooruitspringende middengedeelte in de bovenhelft een naakt vrouwenfiguurtje, staande voor een decoratieve achtergrond. Dezelfde decoratie wordt herhaald op de front-zijdelen. Het decoratieve is uitgevoerd in houten opengewerkte panelen, of glazen vlakken met kleurrijke sierelementen. Aan de bovenzijde van de pilasters/kolommen komt een verlichting voor met sierlijke dubbelarmige wandlampjes.

Er bestaan nog orchestrions maar gezien de meeste orgels reeds zodanige aanpassingen hebben gekregen is weinig tot niets origineel bewaard gebleven.

Vanaf 1930 was er al geen verkoop meer van orchestrions. Mortier was er op zich al laat mee op de markt gekomen, de hype was eigenlijk al voorbij toen hij begon. Hij probeerde ook nog enkele piano orchestrions te bouwen maar de markt was verzadigd. Tal van buitenlandse concurrenten, voornamelijk uit Duitsland, hadden een sterk gamma en hadden ook hun verkopers in België. Doch de crisis van 1929 heeft de vraag naar orchestrions volledig doen instorten. Een laatste poging werd gedaan voor de wereldtentoonstelling 1930 in Antwerpen, er werd een mooie catalogus met orchestrions en piano-orchestrions gemaakt maar de productie ervan gebeurde enkel nog na bestelling. De firma ging echter nog jaren door met bouwen van orchestrions maar er zijn geen catalogi bekend. De fronten van na 1930 waren niet meer uitgevoerd in eikenhout front maar design werd meer Art Deco-stijl passend bij de interieurs van de cafés in die jaren. Vanaf mid jaren ’30 was het vooral Decap die zeer populair was. Na de oorlog werden aanvankelijk 101-toets orchestrions gemaakt, ook jazz orchestrions tot zelfs toestellen met radio-pickup maar dit laatste werd geen succes. Er zijn momenteel geen overgebleven exemplaren van deze toestellen. Uiteindelijk moest mortier de concurrentiestrijd opgeven. Er bestaan mogelijk nog orchestrions maar gezien de meeste orgels reeds zodanige aanpassingen hebben gekregen is weinig tot niets origineel bewaard gebleven.

Onderstaand een latere advertentie van het atelier Mortier die, gezien de crisis, ook radio-pick-up en hun laatste nieuwigheid, een systeem met magnetische banden op de markt bracht.

Meer over Mortier Orchestrion De Zwarte Kat lezen we later wanneer we de orgels uit Aalst bespreken.

De eerste wereldoorlog zorgde voor een totale ineenstorting van de Belgische orgelwereld.

Bursens

Arthur Bursens werd op 23 november 1890 geboren te Rupelmonde als tweede uit een gezin van acht kinderen. Hij overleed op 28 september 1982. Zijn vader Joseph Bursens (1867-1936) was een van de eersten die in België karton voor boekorgels maakte. Op 14-jarige leeftijd werd Arthur Bursens bij Mortier aangeworven waar, behalve zijn vader ook zijn broer Alphons (1887-1967) werkzaam was. Arthur vertelde over zijn tijd bij Mortier dat het onmogelijk was op de fabriek een volwaardig orgelmaker te worden. Iedereen had een vast omlijnde taak waar weinig of niet werd van afgeweken. Zo waren er blaasbalg bouwers en anderen die enkel pijpen fabriceerden.

Joseph Bursens maakte na zijn gewone dagtaak nog orgels voor eigen rekening. Deze werden dan verhuurd ter gelegenheid van kermissen. Het gebeurde dan meer dan eens dat hij niet tijdig opdaagde bij Mortier omdat hij een orgel had verhuurd en dit moest opstellen of afbreken. Hij kreeg bij Mortier de keuze: ofwel stoppen met zijn orgelactiviteit ofwel de fabriek verlaten. Joseph koos voor het laatste en opende in 1907 danszaal “De Witte Kat” in de Oranjestraat te Antwerpen. Een jaar later deed hij deze zaak alweer van de hand en kocht hij een pand aan de Sint Bernardsesteenweg 181 te Hoboken waar na de aanbouw van een atelier begonnen werd met de bouw van dansorgels. Vanaf 1908 werd dus volledig voor eigen rekening gewerkt. De fabriek telde gemiddeld een 17 werknemers en per jaar werden 3 tot 4 orgels afgeleverd. De fronten liet men, zoals bij Mortier en Decap in onderaanneming maken. Zo was Jef Leemans decorateur-schilder en Jef Joris beeldhouwer en fronten maker.

De eerste wereldoorlog zorgde voor een totale ineenstorting van de Belgische orgelwereld. De familie Bursens kende zware tijden. De ondertussen gehuwde Arthur Bursens verdiende zijn brood als marktkramer. Na de oorlog werd opnieuw de bouw van orgels opgenomen. Arthur bouwde na zijn dagtaak voor eigen rekening ook nog orgels die hij verkocht of verhuurde.

Onderstaand een naamkaartje van orgelbouwer Joseph Bursens, daarnaast een foto van zoon Arthur Bursens bij zijn orgel, hij nam het bedrijf van zijn vader over in 1928.

In 1928 nam Arthur samen met Gustaaf Roels, een werknemer bij de firma, het bedrijf van vader Joseph over. Vanaf dit ogenblik ging men onder de naam ARBURO werken, een samentrekking van Arthur Bursens en Roels. De fabricatie van de beroemde rollenorgels werd er bij genomen. De windstok telde 80 gaten en alle orgels kregen een gelijkaardige verdeling. De verklaring waarom begonnen werd met deze productie is snel gevonden. Om uit de greep te blijven van de grotere fabrikanten werden de kleinere klanten bezocht. Deze hadden niet de middelen om grote dure orgels met het duurdere boeksysteem te kopen. Met het systeem van de rollen konden 12 rollen tegelijkertijd geponst worden. Op 1 rol stonden 3 deuntjes. Dikwijls werden 36 identieke rollen vervaardigd. Een rol kostte ongeveer 50 BEF, zo’n €1,25. Maar dan wel rond 1930.

Onderstaand een oud adreskaartje van de firma en daarnaast een postkaart van het Orgelmuseum Koksijde met daarop een Arburo dansorgel.

Vooral Urbain Van Wichelen heeft veel voor de Bursens orchestrions genoteerd. Om de 14 dagen werd een orchestrion afgeleverd en meestal werden ze met een serie van 12 stuks aangezet. In 1930 verwierf Arthur het pand aan de Sint Bernardsesteenweg 635 waar hij de rest van zijn leven is blijven wonen en werken. In die periode werkte er 20 tot 25 man op het atelier.

Een zeer beroemd product uit de jaren dertig was het ”rollenorgel”: dit speelt op papieren rollen in plaats van op boeken. Daardoor was het veel goedkoper in gebruik, wat noodzakelijk was in verband met de toenmalige crisisjaren. De rollen waren massaproducten. De tweede wereldoorlog deed de vraag naar orgels afnemen. Er werd overgeschakeld op meubelen. Na de bevrijding werden er een tijdlang munitiekisten geproduceerd voor de geallieerden. Er werkte toen 250 man personeel verdeeld over 3 ploegen. Na het beëindigen van de oorlog werd terug de draad met de orgelbouw opgenomen.

Na de Tweede Wereldoorlog beleefde het bedrijf gouden tijden, doch in de loop van de tijd werd de vraag naar orchestrions steeds kleiner. De jaren na de oorlog was een gouden tijd voor de orgelbouwers waarbij de klanten de fabriek zelf opzochten voor de aankoop van een orgel. Dikwijls werd de volledige inrichting zoals tafel, stoelen en buffet geleverd. Vele orgels werden uitgerust met een accordeon die speciaal voor deze orgels werd gebouwd. Het is ook tijdens deze periode dat Arthur Bursens zijn grootste orchestrions heeft gebouwd. Het waren instrumenten die 96 toetsen telde met een rijke variatie aan registers en slagwerk. Alle toetsen hadden een functie. In het totaal zijn er een 20-tal gebouwd waarvan het orgel Canada de eerste was. Het is ook nog het enige orgel dat van deze serie in België is gebleven.

Onderstaand een Art-Deco orchestrion van het merk Arburo, gebouwd rond 1928-29. Het speelde de muziek af vanop een geperforeerde papierrol die zich centraal in het orgel bevond.

In 1950 trok Gustaaf Roels zich uit de zaak terug om naar de toenmalige Belgische kolonie Congo te trekken. Hij starte er een houtzagerij op meer keerde na anderhalf jaar terug naar België. Het aandeel van Roels was ondertussen overgenomen door Frans De Groof. De naam Arburo bleef behouden. Door de komst van televisie en jukebox verminderde de vraag naar orgels. Ook de evolutie met de inbouw van elektronische orgels liet de fabriek aan zich voorbijgaan. In 1967 stierf vennoot De Groof en Arthur Bursens, toen 77 wilde ermee stoppen. Het nietsdoen beviel hem echter niet en snel starte hij met de bouw van 52 toets orgels voor kermis of straatgebruik.

Als laatste maakte hij nog een reeks 68 toets straatorgels waarvan de Sint Bernard in 1975 werd voltooid en in 1977 de Brusilia uit de Ghysels collectie in Brussel. De meeste gingen echter naar Amerika of Engeland. Geen van al deze orgels zijn echter identiek. Tot op het laatste bleef Arthur Bursens experimenteren.

Luister hier naar een opname uit 1975 met Arthur Bursens.

Arthur Bursens Sint Bernard
In april 1975 zochten medewerkers van Museum Speelklok Nederland de toen al bijna 85 jarige orgelbouwer op in zijn werkplaats te Antwerpen.

Decap

Alois Decap is grondlegger van de orgelfabriek Gebroeders Decap, geboren op 4 februari 1864 te Woumen. Hij was een van de vijf zonen van Livien Decap (landbouwer) en Sophie Mortier. Zijn vrouw, Emma Verhaeghe, was de dochter van Carolus Verhaeghe en Henrica Mortier. Opmerkelijk is wel dat zowel Alois Decaps moeder als de moeder van zijn vrouw beiden Mortier heetten. Aangezien de naam Mortier niet vaak in België voorkomt, is het niet ondenkbaar dat er een bepaalde familierelatie bestaat met de beroemde orgelbouwer Theophiel Mortier, temeer daar deze in dezelfde streek geboren zou zijn als Sophie en Henrica Mortier.

Onderstaand een afbeelding van oprichter Alois Decap en partner Emma Verhaeghe, daarnaast de stamboom van de familie orgelbouwers. (bron : website Gebroeders Decap)

Omstreeks 1888 verliet Alois Decap zijn geboortedorp en ging, samen met vrouw en zoon Firmin, naar Ekeren. Ook zijn broer Amandus trok naar het Antwerpse om zich toe te leggen op de vervaardiging van harmonica’s. Alois was actief als accordeonist op kermissen en feesten. Daar merkte hij de impact van het draaiorgel. Rond 1895 begon Alois met het aankopen en verhuren van kleine orgels, die in het begin met een hondenkar en later met kar en muilezel op de plaats van bestemming werden gebracht. Achteraf schafte hij zich voor het orgeltransport een paard aan. Regelmatig moest hij de orgels herstellen.

In 1902 besliste Alois Decap samen met zijn zoon Livien, het erop te wagen als draaiorgel fabrikant. Daartoe kocht hij vier woonhuizen aan in de Esschenstraat te Antwerpen. Hij vestigde er zijn ateliers. Hij begon automatische orgels te bouwen. Sommige werden verhuurd, andere verkocht. Uit het huwelijk van Alois Decap werden zes kinderen geboren: Firmin, Livien, Maria, Frans, Leon en Camille. De laatste twee werden geboren te Antwerpen in de Esschenstraat, het pand waar de orgelfabriek nog steeds gevestigd is. Livien, Frans, Leon en Camille zouden de Gebroeders Decap gaan vormen. Firmin werd binnenschipper en Maria huisvrouw.

Onderstaand twee oude adreskaartjes van Gebroeders Decap.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog ging men over tot het oprichten van een Maatschappij in Gezamenlijke Naam, waardoor men officieel ging werken onder de naam Gebroeders Decap. Hoewel Leon en Camille toen reeds in de fabriek werkzaam waren, behoorden zij op het moment van de oprichting nog niet tot de maatschappij, omdat zij minderjarig waren. De Gebroeders Decap vormden een echt familiebedrijf, waar naast de eerste en tweede ook de derde en vierde generatie zou komen te werken. Zo werd Guillaume Decap, omdat zijn vader binnenschipper was en het opvoeden van schipperskinderen ook destijds een probleem vormde, van kleins af grootgebracht in het gezin van Alois Decap. Toen Guillaume ongeveer vijftien jaar oud was, begon ook hij te werken in de orgelfabriek. Hij specialiseerde zich in de windvoorziening en het slagwerk. Ook Albert Decap, zoon van Leon Decap, heeft enige tijd in de fabriek gewerkt. Hij leerde de beginselen van het noteren van Ferdinand Steenput, die enkele jaren bij de Gebroeders als boekenmaker in dienst is geweest. In 1944 trad de schoonzoon van Camille Decap, Louis Mostmans, die van beroep meubelmaker was, ook tot de fabriek toe. Hij specialiseerde zich in het maken van pijpen, kasten en fronten. Zijn zoon Roger (dus een kleinzoon van Camille) trad toe in 1972.

Ook niet-familieleden versterkten de gelederen van de Gebroeders. Vermeldenswaardig zijn Leopold (Pol) Daelemans, die vanaf 1925 tot ongeveer 1954 bij Decap werkzaam was. Pol Daelemans, aanvankelijk beeldbouwer bij Mortier, werkte in de avonduren voor de Gebroeders Decap. Aangezien dit Mortier niet beviel, zette hij Daelemans onder druk en verbood hem nog langer voor de Gebroeders te werken. Daarop nam Daelemans ontslag bij Mortier en ging bij Decap werken. Van de niet-familieleden dienen verder nog vermeld te worden Henri De Wolf, specialist in het samenstellen van fronten en August Souvenbrie, zelfstandig decorateur die oorspronkelijk zowel voor Mortier als de Gebroeders fronten schilderde. Toen Mortier ook hem verbood voor de Gebroeders te schilderen, verleende Souvenbrie geen verdere diensten aan Mortier.

Decap is steeds een innovatief bedrijf geweest die de laatste modernste technieken toepast. Zo bouwden zij meerdere instrumenten in zoals vanaf half jaren ’30 de accordeon. vanaf die tijd heeft Decap Mortier en alle andere orgelbouwers ingehaald en waren ze marktleider geworden.

Decap heeft vooral dansorgels gemaakt, deze instrumenten waren onderdeel en decor van de vele danszalen die ons land rijk was. Decap orgel zal je dus niet terugvinden op straat en kermis. Het is steeds een innovatief bedrijf geweest die de laatste modernste technieken toepast. Zo bouwden zij meerdere instrumenten in zoals vanaf half jaren ’30 de accordeon. vanaf die tijd heeft Decap Mortier en alle andere orgelbouwers ingehaald en waren ze marktleider geworden. 

Onderstaand een Decap orgel omstreeks 1930. (Bron : uit het boek Van Speeldoor tot Pierement van Romke de Waard) Daarnaast Gebroeders Decap dansorgel 121-toets genaamd de Splendid. (Bron : fotoarchief Bennie Tanghe) Daarnaast een Decaporgel in een spiegeltent.

In 1933 verliet Frans Decap het Antwerpse bedrijf om er in Herentals zijn eigen fabriek op te richten. In 1955 trad Livien uit de Maatschappij van Decap Antwerpen en in 1970 Leon. In dat zelfde jaar nam Camille het bedrijf over en maakte van de Maatschappij in Gezamenlijke Naam een Personenvennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (PVBA), waarbij zijn dochter Martha de zakelijke leiding kreeg. Hoewel de Gebroeders hun specialiteiten hadden (Livien: mechaniek; Frans en Leon: pijpen, kasten; Camille: mechaniek, pijpen), waren zij allen allround vaklieden die het orgelbouwer vak grondig beheersten en daarnaast zoveel zakelijk en creatief talent hadden dat de orgelfabriek Gebroeders Decap, mede door toedoen van de kwaliteiten van de nazaten, zich tot op heden heeft weten te handhaven en nog steeds een bloeiend bedrijf is. In 1997 werd de firma omgevormd tot een Naamloze Vennootschap.

In 1933 verliet Frans Decap het Antwerpse bedrijf om er in Herentals zijn eigen fabriek op te richten. Vanaf die dag bestonden er dus 2 orgelbedrijven die de familienaam “Decap” in hun naam voerden.

Decap Herentals

In 1933 verliet Frans Decap het Antwerpse bedrijf om er in Herentals zijn eigen fabriek op te richten. Vanaf die dag bestonden er dus 2 orgelbedrijven die de familienaam “Decap” in hun naam voerden. In de periode rond WO II bouwde Frans Decap hoofdzakelijk pijporgels waarna hij zich in de jaren ’50 specialiseerde in gecombineerde caféorgels om later zelfs geheel elektronische orgels begon te bouwen. Reeds op zeer jeugdige leeftijd hielp Frans’ zoon François Decap mee in de orgelfabriek. Na de dood van Frans in 1972 nam François alle activiteiten over en ging verder onder de naam “Orgelfabriek Decap Herentals”. Op hun beurt zetten Tony en Frank Decap, twee zonen van François, al vele jaren de traditie verder. Frank is elektronicus, gerenommeerd pijpenmaker en een begenadigd orgelbouwer. Tony, muzikant van opleiding en voormalig orkestleider, is een uitvinder die steeds met nieuwe ontwikkelingen voor de dag komt. Het bedrijf, dat nog steeds in Herentals gevestigd is, is hoofdzakelijk gericht op het ontwikkelen en op de markt brengen van geheel eigen innovatieve producten en heeft een goede relatie maar geen zakelijke banden met “Gebroeders Decap Antwerpen”.

Onderstaand een foto uit het archief van “Het Pierement” met Frans Decap aan het stuur, Leon en Camile in de wagen en vader Aloïs op de aanhanger. In het midden een foto van Frans Decap die in 1933 in Herentals zijn eigen fabriek opricht. Rechts, een recente foto van orgelfabriek Decap Herentals. (Bron : Decap website)

Bekijk hier een documentaire over 100 jaar Decap.

Hooghuys

De Familie Hooghuys kent een hele generatie orgelbouwers. Wanneer we hierop dieper ingaan komen we steeds terecht bij een persoon en zijn site Hooghuys.com. Het is een Internetpagina over familie Hooghuys orgelbouwers uit Geraardsbergen. De maker van de pagina is de steeds wederkerende Björn Isebaert die heel actief is in de orgelwereld. Hij verzamelt, beheert en schrijft momenteel wat er rond de orgels gebeurt. Verder is er online ook een tweemaandelijks tijdschrift voor volkskunde te vinden. Het artikel werd opgemaakt door Stéphane Godfroid en werd uitgegeven in 1983 door de Oost-Vlaamse Zanten. Het beschrijft meer dan 30 pagina’s over de familie Hooghuys en is daardoor heel interessant als voedingsbron voor mijn verhaal.

Voorpagina van het tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten.

Uit de info die we kennen vanop de LP’s van Orgelmuseum Koksijde weten we dat Hooghuys uit Geraardsbergen het orgel van De Zwarte Kat uit Aalst een opknapbeurt heeft gegeven.

Uit de info die we reeds kennen vanop de LP’s van Orgelmuseum Koksijde weten we dat Hooghuys uit Geraardsbergen het orgel van De Zwarte Kat uit Aalst een opknapbeurt heeft gegeven. – Mijn eerste gedachte : ‘Waarom doet een andere orgelbouwer herstelling op orgel van een conculega?’ – Dit en nog veel meer zal hier uitgebreid besproken worden, ook duikt er nog een politiek staartje op bij het verhaal Hooghuys. Wist u trouwens dat lid van orgelbouwerfamilie uit Geraardsbergen later in Aalst faam maakte in de politiek? Dat Edgard Hooghuys burgemeester van Nieuwerkerken en eerste schepen in Aalst is geweest? Dit komen we pas te weten nadat we ons eerst toelichten op de orgelbouw en de passie van een orgelfanaat die de hele stamboom en arbeid van de familie Hooghuys beschrijft.

Onderstaand een artikel over Geraardsbergs cultuurpatrimonium. (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst Voor Allen 6 mei 1988). Rechts, een welbekend Hooghuys-dansorgel, de LH553 hier gefotografeerd in de het zaaltje van de Toeristische Dienst van de stad Geraardsbergen. Het orgel kreeg vooral bekendheid nadat Albert Becquart het verkocht had aan de bekende Engelse verzamelaar Barlow, die het “Prince Carnival” noemde. Nadien haalde Arthur Prinsen het orgel terug naar België, waarna het in 1986 verkocht werd aan de stad Geraardsbergen, die het in de cafetaria van camping “De Gavers” plaatste. Daar stond het echter niet optimaal, zodat in 2002 besloten werd het orgel over te plaatsen naar de Toeristische Dienst. Daar herstelde Marc Hooghuys het orgel zodat het weer goed speelde. In 2004 werd het orgel echter weer verhuisd, ditmaal naar de Muziekacademie in Geraardsbergen. Daar staat het orgel nu eigenlijk zeer slecht en het speelt er niet. (Bron : Hooghuys website van Björn Isebaert)

Björn is een heel bijzonder man. Hij heeft de passie voor orgels als kind meegekregen van zijn voorouders. Hij is niet enkel gepassioneerd door Hooghuys maar ook in de arrangeurs en noteurs van muziek. Op zijn 16 jaar is hij naar Aalst gekomen om te zoeken naar info over August Schollaert, de man die vermeld stond op alle Aalsterse orgelplaten en orgelboeken die hij maakte. Via de adressen die vermeld stonden op de orgelboeken kwam Bjorn terecht bij de zoon van August Schollaert. Herman Schollaert en zijn echtgenote Agnes Schollaert-Camu. Deze vertelde hem over zijn vader, de arrangementen voor orgels en de ambacht die hij samen met de hele familie deed, het maken van orgelboeken. Herman liet ook weten dat zijn vader August werd geboren in 1893 en in Aalst komt te overlijden in 1958. Voor Bjorn was dit persoonlijke bezoek en het verhaal errond iets dat hem steeds is bijgebleven. Zeker toen hij vaststelde dat 2 weken na zijn bezoek de zoon overlijdt en zijn bezoek het laatste en eerste contact was is zijn zoektocht. Net als ik nu en onze voorganger Willy Verlonje stellen we alles in het werk met als doel zoveel mogelijk info te archiveren over het orgel van De Zwarte Kat en August Schollaert. Björn is ook de man die is uitgekomen op het werk van Willy Verlonje en hiervan een naslagwerk heeft gemaakt dat recent nog werd gepubliceerd in het magazine beschikbaar voor clubleden van MechaMusica VZW. Wat Björn niet heeft en ik wel is het extra rugsteuntje dat je van Aalst bent en mogelijk een totaal beeld kan vormen over het volksleven in de stad. Net daarom hoop ik zijn zoekwerk te kunnen verder zetten.

De carrousel van de jaarlijkse winterfoor in Aalst speelt op een orgel en boeken van August Schollaert… en iedereen loopt er voorbij zonder te beseffen dat na elk liedje manueel een ander orgelboek dient opgelegd worden!?

Uit verdere informatie uit de website van Hooghuys blijkt dat August Schollaert niet enkel arrangeur was voor orgelmuziek maar dat hij ook in samenwerking met Hooghuys boeken maakte voor hun orgels. Nog een andere vaststelling is dat Hooghuys orgels ook instrumenten plaatste op carrousels van de familie Becquart, nu eigendom van kermisfamilie Rorive. Deze laatste kennen we van onze jaarlijkse Winterfoor in Aalst waar de carrousel nog steeds zijn plaats heeft en liedjes speelt op een Hooghuysorgel. Liedjes waarvan de arrangementen en boeken gemaakt werden door een August Schollaert en familie! En… iedereen loopt op de winterfoor zomaar straal voorbij de carrousel zonder te beseffen dat de man na elk liedje een ander orgelboek dient op te steken om een nieuw lied te laten horen. Zijn wij niet wat te weinig bezig met ons materieel erfgoed of ben ik nu wel degelijk een heel bijzonder verhaal aan het uitdiepen dat bij weinigen geweten is?

Stamboom Hooghuys :  

Hooghuys was een Brugse familie van Nederlandse (Zeeuws-Vlaanderen) oorsprong uit de negentiende eeuw. Deze orgelbouwers familie telde vanaf haar derde generatie kerkorgel- nu ook draaiorgelbouwers in haar rangen. De bouw van kerkorgels werd reeds eerder in dit verhaal besproken. In dit deel gaan we dieper in op de bouw van mechanische orgels.

Francois Bernard Hooghuys kreeg een kerkorgel makers opleiding van zijn vader en wellicht ook ten dele van zijn oudere broer Louis-Benoit. In 1869 vestigde hij zich te Geraardsbergen waar hij bij kerkorgel fabriek Charles Anneessens ging werken. Nadien zou zijn zoon Louis Francois de overstap maken naar mechanische orgels.

Onderstaand Naam kaartje van Louis-François Hooghuys. Hij startte kort vóór 1880 zijn draaiorgelbouwers-loopbaan aan de Molen­straat te Geraardsbergen. Bovenaan rechts, een 33-toets cilinderorgel “Ginette” in het bezit van Marc Hooghuys. Daaronder, De familie Hooghuys, met van links naar rechts: Edmond François Hooghuys, Charlotte de Nutte, haar echtgenoot Charles François Hooghuys, Maria Hortentia de Vlaeminck, Louis Auguste Hooghuys, Louis François Hooghuys en Achille Hooghuys. Onderstaande afbeelding is de stamboom van de familie Hooghuys. (Bron : tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983)

  • Francois Bernard Hooghuys [kerkorgels in Geraardsbergen], zoon van Simon-Gerard
  • Louis-François Hooghuys (1856-1924) [draaiorgels], zoon van François Bernard
  • Edgard-Georges Hooghuys (1873-1958) [draaiorgels], zoon van François Bernard

  • Charles François (1878-1951), oudste zoon van Louis
  • Edmond François (1882-1963), zoon van Louis

  • Romain Hooghuys (1901-1990), enige zoon van Charles
  • Marc Herwig Hooghuys (1945-…), zoon van Romain

Op 14 mei 1856 werd het bekendste lid in de Hooghuys familie geboren: Louis Francois Hooghuys. Hoewel hij zijn sporen reeds verdiend had in de kerkorgel bouw – dat hij leerde van zijn vader en in de firma Anneessens te Geraardsbergen – besloot hij op een bepaald moment over te schakelen naar de bouw van mechanische cilinderorgels. Aldus werd in 1880 de ‘Manufacture d’Orgues Mecaniques Louis Hooghuys’ opgericht. Dit was meteen een van de eerste bedrijven in dit vakgebied in België! Aanvankelijk huurde Louis een atelier in de Molenstraat te Geraardsbergen maar uiteindelijk verhuisde hij in 1882 naar de Place de la Station in dezelfde stad.

Onderstaand, het personeel van de firma Hooghuys aan de Place de la Station. Van links naar rechts: Edouard Joseph Hooghuys, Charles François Hooghuys, ?, René Van Hoorde, ?, ?, Julius Bartholomeus Vander Beken, ?, ?, Ivo De Pelsemaecker, Charles Merckaert, Theophile Van Snick, Edgard Georges Hooghuys, Victor Gaublomme, Franciscus Louis Hooghuys. (Bron : tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983) Daarnaast eveneens het personeel van de firma Hooghuys, maar de namen van de personen zijn niet gekend. (Bron : nog op te zoeken)

De werklui werden op een – voor die tijd – zeer menselijke manier behandeld, getuige daarvan is het werkreglement waar sprake van een flexibele regeling van de werkuren. Op zijn hoogtepunt telde het bedrijf ongeveer 15 werklui. Jammer genoeg zijn veel documenten hieromtrent verloren gegaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen waren Duitse soldaten immers in het fabrieksgebouw ingekwartierd. Dit verlies maakt het eveneens moeilijk te schatten hoeveel instrumenten Hooghuys effectief gebouwd heeft. Het is alleszins opvallend dat meerdere personen die nadien actief waren in de Geraardsbergse muziekinstrumenten bouw, hun eerste stappen hebben gezet bij Hooghuys.

Verder waren ook tal van familieleden van Louis Francois actief in het bedrijf. Zo ook zijn broer Edgard Georges Hooghuys. Deze was actief als ‘pinner’ van orgelcilinders en noteur van de orgelboeken. Naast Edgard waren ook twee andere broers van Louis tewerkgesteld in de firma. Francois Louis (1858-?) hield zich bezig met het pijpwerk terwijl Edouard Joseph (1862-1925) zich bezighield met het pneumatische gedeelte van de orgels. Victor Valere Hooghuys (1904-1978) – de zoon van Edgard Georges – werkte ook gedurende een tijd in de fabriek van zijn oom, waar hij onder andere orgelboeken kapte. Aanvankelijk werden in het bedrijf enkel cilinderorgels gebouwd, grote exemplaren zijn echter niet bewaard.

Onderstaand een boekenetiket van Louis Hooghuys, daaronder een naamkaartje met het nieuwe adres aan de Place de la Sation. Rechts een artikel dat wekelijks in de regionale krant De Volksgazet verscheen. De eerste publicatie was in 15 juli 1906 en ditzelfde artikel verscheen tot 2 juni 1912. (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst)

Het eerste boekorgel werd pas geleverd omstreeks 1900 en was vrij bijzonder, aangezien het van cilinder- naar boekorgel was omgebouwd. Door middel van een dubbele mechaniek was het echter mogelijk om naast boeken ook nog met originele cilinders te spelen. Vanaf dat moment bouwde de firma Hooghuys verschillende types van orgels, kleine en ‘gewone’ kermisorgels maar ook dansorgels. Er werden niet alleen nieuwe instrumenten gebouwd. Hooghuys repareerde en restaureerde ook orgels van andere bouwers (Bruder, Gavioli, …). Deze laatste activiteiten lijken – op basis van bewaarde werklijsten – een grotere omvang te hebben gehad dan de eigenlijke nieuwbouw.

In vergelijking met andere bouwers als bijvoorbeeld Mortier, werden bij Hooghuys relatief weinig instrumenten vervaardigd. Aan de bouw van een nieuw orgel werd enkel begonnen na zorgvuldige raadpleging van de klant in verband met diens wensen. Bovendien speelde ook de ‘wil’ van Louis Hooghuys mee want niet alles kon immers zomaar gebouwd worden. Er werd steeds een voorschot gevraagd. Deze hele procedure van werken ligt wellicht mee aan de basis van het kleine aantal instrumenten. Anderzijds bouwde Hooghuys zowel in binnen- als buitenland vrij snel een goede reputatie op. Getuige daarvan onder andere het feit dat hij een nieuw orgel leverde aan de Nederlandse carrousel eigenaar L.Vincken. Bovendien bestelde de te London gevestigde orgelbouwer Chiappa meerdere instrumenten bij Hooghuys. De persoon die in Engeland verantwoordelijk was voor de assemblage van deze instrumenten (meestal geleverd zonder front), was Julius Bartholomeus Vander Beken. Deze zou later zelf een orgelfabriek oprichten te Edingen (Enghien, België), waar echter vermoedelijk slechts weinig instrumenten werden vervaardigd. Er zijn er alleszins maar een handvol overgebleven.

Luister hier naar een opname van Hooghuys kermisorgel.

Hooghuys kermisorgel – arrangement August Schollaert

Van massaproductie was bij Hooghuys in elk geval geen sprake. Bijna elk onderdeel werd met de hand vervaardigd, en geen twee orgels waren ooit identiek hetzelfde. Bepaalde onderdelen – zoals trommels, beeldhouwwerk, metalen pijpen – werden wel bij externe leveranciers besteld. Hierbij komen bekende namen terug, zoals Laukhuff uit Duitsland (voor loden leidingen), Devos (voor beeldhouwwerk) en Moeremans (voor trommels) uit Gent. Daarbij valt op dat er voor verscheidene onderdelen wel eens van leverancier veranderd werd. Dit wijst erop dat Louis Francois niet alleen altijd de meest kwalitatieve maar tegelijk ook de voordeligste aanbieders zocht. Op dezelfde manier zocht hij voortdurend naar een betere combinatie en dispositie van het pijpwerk, met als resultaat dat elk orgel een meesterwerk op zich was. Zeker is ook dat Hooghuys contacten onderhield met buitenlandse – vooral Duitse – firma’s, vooral orchestrion bouwers als Imhof & Mukle en Hupfeld.

De bloeiperiode van de firma Hooghuys liep tot aan de Eerste Wereldoorlog. Nadien was de productie eerder beperkt. De orgels die voor 1914-18 gebouwd werden voldeden aan de hoogste standaarden, zonder enig compromis. De instrumenten van na de oorlog moesten veeleer goedkoper kunnen geproduceerd worden. Om de zaken na 1918 nog draaiende te houden, werden op de Place de la Station ook grammofoons en platen (o.a. van het Zonophone label) verkocht. Dit werd echter al voor 1910 gedaan dus oorspronkelijk ging het dus niet om een noodzakelijke bron van inkomsten. Belangrijk is ook te weten dat Louis een zeer conservatief man was. Zo heeft hij bijvoorbeeld nooit orgels met 12 bassen willen bouwen. Hij hield het, zoals bij oudere instrumenten, steevast bij 8 bassen. Andere orgelbouwers gingen al lang niet meer op deze manier te werk.

Onderstaand Links, een foto van de heden genoemde 82-toets Albatross, een groot kermisorgel oorspronkelijk gebouwd als dansorgel. Hooghuys bouwde minstens vier orgels met dergelijke fronten en op alle orgels stond een beeldengroep bestaande uit een figuur met aan weerszijden paarden. Rechtsboven, het bekendste Hooghuysorgel aller tijden, het 70-toets kermisorgel van de familie Becquart dat bekend werd dankzij de talrijke opnames op het Decca-label. Het originele front werd door Albert Becquart vervangen door een Gasparini-front waarop hij de originele beelden van LH522 plaatste. Rechtsonder, een 89-toets Hooghuysorgel met typische beeldengroep. Het instrument bestaat niet meer. (Bron : tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983 en info via de website van Björn Isebaert)

Louis Francois overleed op 16 november 1924, na een zwaar ziektebed. Na zijn dood was de activiteit in het bedrijf zo goed als voorbij. De belangrijkste oorzaak voor het stilvallen was de onenigheid onder Louis’ oudste twee zonen: Charles Francois (1878-1951) en Edmond Francois (1882-1963). Een van de redenen van de onenigheid was het feit dat Louis, na de dood van zijn eerste echtgenote Maria Hortensia De Vlaeminck (1854-1912), in 1912 hertrouwd was met een veel jongere vrouw Elisa Maetens (1884-1918).

Charles Francois werd geboren te Geraardsbergen op 15 april 1878. Hij was de oudste zoon van Louis maar moest op het vlak van vakmanschap en muziekkennis zijn meerdere erkennen in Edmond. Daarom, en omdat Louis het beter kon vinden met Edmond, beschouwde Louis laatstgenoemde als zijn echte opvolger, wat Charles moeilijk kon verkroppen. Edmond hield zich verder bezig met het restaureren en stemmen van orgels tot aan zijn dood in 1963.

Onderstaand een artikel uit de krant Recht en Vrijheid. De eerste publicatie was in 22 april 1923 en ditzelfde artikel verscheen wekelijks tot 1 juni 1924. (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst)

Charles daarentegen stopte al zijn activiteiten ten laatste in 1939 of vermoedelijk zelfs eerder. Hoewel er wel orgels bestaan die de naam “Ch.Hooghuys” dragen, is het zo goed als zeker dat Charles nooit een volledig nieuw orgel heeft gebouwd. Wellicht werkte hij enkel de zaken af die na de dood van Louis waren overgebleven. Op het moment van Louis’ overlijden moesten namelijk nog twee orgels afgewerkt worden. Verder assembleerde Charles nog een orgel en voorzag hij enkele orgels van een Hooghuys klavier. De 51-toets van oorsprong een Ruth, 51-toets origine onbekend, 78-toets Pierre Eich en 73-toets van origine een Wellershaus. Verder hield Charles zich enkel bezig met het onderhoud van orgels. Charles-Francois Hooghuys gehuwd met Charlotte De Nutte, fungeerde aanvankelijk als harmoniseur-noteur in het bedrijf van zijn vader. Na het overlijden van Louis-Francois ging ook hij voor eigen rekening werken en de orgels van zijn vader afwerken tot kort voor de Tweede Wereldoorlog.

Na de dood van Louis kocht Charles de helft van het fabrieksgebouw aan de Place de la Station. Charles opende er een café voor de brouwerij “Zeeberg” te Aalst, waarin hij een dansorgel plaatste.

Na de dood van Louis kocht Charles de helft van het fabrieksgebouw aan de Place de la Station. De andere helft werd verkocht aan een meubelmaker. In het aangekocht gedeelte opende Charles een café voor de brouwerij “Zeeberg” te Aalst, waarin hij een dansorgel plaatste. Dat orgel werd in 1931 verkocht aan een foor reiziger. In 1938 verkocht Charles zijn huis en werkplaats aan de brouwerij Zeeberg uit Aalst maar pas in 1940 verhuisde hij effectief naar een ander adres. Hij verhuisd naar de Kloosterstraat 24 waarbij de enige zoon Romain Charles het café overnam en een tijdje verder zette.

De meeste eigenaars van een Hooghuys orgel kennen zonder enige twijfel Romain Charles Hooghuys, de zoon van Charles. Hij werd geboren op 22 juli 1901 te Geraardsbergen. Van Romains hand zijn talrijke zogenaamde sjablonen voor orgelboeken bewaard gebleven, alle daterend van de periode 1921-1931. Hij arrangeerde dus orgelboeken gedurende ongeveer 11 jaar. Rond 1930 was hij ook een tijdje actief als pianist in een lokale jazz-band, “The Berkeley boys”. Nadien begon hij een bierhandel voor dezelfde brouwerij Zeeberg waarvoor Charles een café uitbaatte. Wellicht oefende Romain dit beroep uit tot aan de Tweede Wereldoorlog, toen hij opgeroepen werd voor het leger.

Onderstaand Romain Charles Hooghuys met zijn onafscheidelijke sigaar, afbeelding links aan de noteertrommel, rechts aan de kapmachine.

In 1944 verliet Romain Geraardsbergen om onduidelijke redenen, en hij ging in Galmaarden wonen, waar hij een winkel opende waar hij kranten, tijdschriften, papierwaren verkocht. Gedurende een tijdje baatte hij ook een koffiehandel uit en bij gelegenheid was hij organist in de plaatselijke kerk. In 1951, na de dood van zijn vader, verhuisde hij terug naar Geraardsbergen en ging hij in de Kloosterstraat 12 wonen. Twee jaar later, in 1953, verhuisde hij naar de Belgische kust. Daar woonde hij achtereenvolgens in Zuienkerke, Lissewege, Wenduine, Zeebrugge en Brugge.

Omstreeks 1955 kocht Romain in Lisswege de 83-toets – nu in het Museum van Speelkok tot Pierement in Utrecht – en dit leidde ertoe dat hij weer van tijd tot tijd orgelboeken maakte. In het begin van de jaren ’60 kocht hij de 93-toets dansorgel met de zogenaamde Gavioli G4-gamma. (Hooghuys bouwde verscheidene orgels met deze gamma.) Jammer genoeg haalde hij het orgel uit elkaar om de onderdelen voor andere orgels te gebruiken. In november 1963 kocht hij dan de 72-toets bekend als de “Senior”. Vanaf 1968 bezocht hij tijdens het zomerseizoen iedere dondernamiddag met het orgel de folkloremarkt in Knokke-Heist. Vanaf dat ogenblik arrangeerde Romain weer voltijds orgelboeken.

Onderstaand twee platenhoezen uitgegeven op Belgische Decca platenlabel. Links de Hooghuys Senior Anno 1890, uitgegeven op plaat in 1973. Rechts de Hooghuys Condor, uitgegeven op plaat in 1972.

Omstreeks 1965 kocht Romain tegen een relatief lage prijs de 97-toets die hij de “Condor” noemde. In oktober 1971 kwam daar de 73-toets bij. Dit orgel is nu in het bezit van Romains zoon Marc, die het orgel de naam “Albatross” meegaf. Romain bleef muziek arrangeren voor zijn orgels tot 1978, toen hij naar Brugge (nabij het Boudewijnpark) verhuisde. Daar maakte hij nauwelijks nog een tiental boeken, en toen in 1985 de gezondheid van zijn echtgenote achteruitging, stopte hij voorgoed met arrangeren. Op 15 december 1989 overleed Romain na zwaar gewond te zijn geraakt in een auto ongeval. Zijn echtgenote stierf op de dag van zijn begrafenis. Romain Hooghuys gevestigd in Zeebrugge en bedrijvig in de draaiorgelbouw was de laatste vertegenwoordiger van deze familie.

Onderstaand Romain Charles Hooghuys bij de 82-toets LH552 Albatross, hier nog Crescendo geheten. Rechts een boekenetiket van Romain Charles Hooghuys, het jaartal 1780 moet uiteraard 1880 zijn. (Bron : Hooghuys website van Björn Isebaert)

Bekijk hier een opname van de Frans televisie uit 1977 met Romain Charles Hooghuys.

Gelukkig heeft Romain een waardige opvolger gekregen in zijn zoon Marc Herwig Hooghuys. Als enige in de Hooghuysfamilie houdt deze zich nog actief bezig met mechanische orgels, en dit op een ongeëvenaarde manier. Hij houdt zich niet alleen bezig met het onderhoud van orgels maar werkt ook verder aan de restauratie van zijn eigen Hooghuys orgel, de hierboven vermelde 73-toets “Albatross”.

Onderstaand een fragment uit het tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983.

Er hing in de café in Aalst naar horen zeggen een kader met daarop de gegevens over de restauratie door Victor Hooghuys.

Terug een generatie naar boven, broer Louis-François, een andere tak van de familie :

  • Francois Bernard Hooghuys [kerkorgels in Geraardsbergen], zoon van Louis Benoit
  • Edgard-Georges (1873-1958), zoon van François Bernard (broer Louis-François).
  • Victor-Valère Hooghuys (Geraardsbergen, 1904-1978), zoon van Edgard-Georges.
  • Edgard Hooghuys (1928-2012), zoon van Victor
  • Gary en Leslie Hooghuys, zoon en dochter van Edgard

Orgelmaker François Bernard Hooghuys was samen met Blondina Marie Rose. François Bernard was toonzetter en noten tekenaar van 1888 tot 1924 bij het bedrijf Hooghuys in Geraardsbergen. Tot 1954 was hij zelfstandig werkzaam en voorzag hij enkele pianola’s en orgels in Belgische danszalen van nieuwe cilinders en kartons. Hiervoor arrangeerde hij op smaakvolle wijze duizenden muziekstukken. Naarmate grote instrumenten verdwenen noteerde hij meer en meer voor kleinere orgels. Edgard-Georges geboren als jongste zoon van François Bernard werd componist en arrangeur. Hij was de vader van Victor-Valere die in 1904 geboren werd.

Onderstaand een tweetalig naamkaartje van noteur Edgard Hooghuys. Hij ging was gevestigd aan de Kloosterstraat in Geraardsbergen en verzorgde perforatiewerk van karton­nen orgelboeken en verkocht automatische piano’s. (Bron : tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983)

Een andere tak van de familie… Edmond (zoon van Louis Francois) verzorgde in samenwerking met diens neef Victor-Valere Hooghuys het onderhoud van verscheidene draaiorgels. Daarnaast was Edmond-Francois ook voorzitter van de Raad van Beheer van de Stedelijke Muziekschool en dirigent van de muziekmaatschappij De Verbroedering.

Victor-Valere Hooghuys, gehuwd met Angele-Yvonne De Vlaeminck, werkte van omstreeks 1920 tot bij de dood van Louis-Francois in de orgelfabriek als perforateur (boekenkapper). Vooraf had hij gedurende een jaar, op aanraden van Louis-Francois, gewerkt in de meubelfabriek Ghys aan de Denderstraat te Geraardsbergen. Na de dood van Louis-Francois ging Victor Hooghuys dus werken als meubelmaker. Een weinig later vinden we hem als assistent bij zijn vader Edgard-Georges, aan de Kloosterstraat gevestigd als “noteur”. Men verzorgde perforatie werk van kartonnen orgelboeken en verkocht automatische piano’s. Ondertussen was ook zijn oom Edmond gestart met het uitvoeren van occasionele bestellingen en onderhoudswerken aan draaiorgels, daarin bijgestaan door Victor.

Onderstaand een foto van een pagina uit het boek Aalst Een Musicerende Stad.

fragment uit boek Aalst Musicerende Stad

Nakomelingen van Hooghuys in Aalst :

Een ander contact dat ik ontdekt heb, deze keer via social media, is Christiane Roelandt, mama van Leslie en Gary Hooghuys en weduwe van Edgard Hooghuys. Hij en vooral zijn vader waren rechtstreekse nakomelingen van de familie orgelbouwers Hooghuys uit Geraardsbergen. Christiane, de weduwe van Edgard, vertelde me nog over heel wat informatie en materiaal te beschikken van haar schoonfamilie. Victor, de vader van haar echtgenoot, heeft ooit aan het orgel De Zwarte Kat gewerkt. Er zou in het café zelfs een kader aan de muur gehangen hebben waarop beschreven stond dat er restauratie gebeurd was door Victor Hooghuys. De kinderen van Christiane herinneren zich vooral de politieke tijden van hun vader. Doch, het beroep orgelmaker werd wel hoog in het vaandel gedragen bij de familie. Christiane herinnerde zich het kappen en het vervaardigen van orgelboeken in de café op de Markt 45 in Geraardsbergen. Ze had ook weet van August Schollaert en vertelde me dat ze 2 jaar geleden nog een pak orgelboeken van Schollaert heeft geschonken aan kermisfamilie Rorive die in Aalst de carrousel uitbater was en de boeken kon gebruiken op zijn orgel.

Edgard Hooghuys en vooral zijn vader Victor waren rechtstreekse nakomelingen van de familie orgelbouwers Hooghuys uit Geraardsbergen.

August Schollaert was haar dus zeker gekend, maar deze man werd eerder aanzien als rivaal van de familie. Mortier in het Antwerpse was mogelijk een open bedrijf waar vele gewerkt hebben en ervaring hebben opgedaan. Hooghuys was meer in het binnenland gelegen en de orgelbouw bleef meer een familiale gelegenheid. Mensen van buitenaf die kwamen kijken en met hun ogen stelen waren niet echt beste vrienden te noemen. August Schollaert was vast en zeker zo iemand die de stiel wou leren en ervoor met zijn ogen kwam stelen. Hij zou zelfs orgelboeken van Hooghuys hebben overgenomen en daar zijn naam beginnen opzetten zijn. Bij Hooghuys was dit ‘not done’ en dit was waarschijnlijk het begin van een afstandelijke relatie. Doch is Victor Hooghuys veel in Aalst geweest voor onderhoud van het orgel van De Zwarte Kat. Het werd zelfs gedemonteerd en naar Geraardsbergen gebracht voor nazicht. Was Schollaert dan via het orgel in de Kerkstraat aan in zijn nieuwe passie en werk beland, of via de familie Hooghuys? Het is nog steeds niet duidelijk wat net de oorzaak is geweest dat Schollaert van fanfareleider naar arrangeur en noteur voor orgelboeken over zou gaan, Noteur/Boeksteller als arbeid zorgde natuurlijk voor inkomsten en familieonderhoud. Het orgelvirus moet hem in elk geval zwaar gegrepen hebben, dat is duidelijk.

Iemand van de familie, ik dacht Victor zelf, had ooit in Aalst een tafel verkocht/weggegeven om orgelboeken te kappen. Christiane en Edgard Hooghuys (steeds een duo) hadden nog een oud orgel en ze schonken het aan het stadsarchief, op de vraag nog meer informatie over te nemen liet het Stadsarchief weten dat ze er geen plaats meer voor hadden. Toch niet te begrijpen wat ze allemaal links laten liggen! Voor carnaval, oorlog en kerken is altijd wel geld en interesse te vinden maar wat betreft muziek en culturele geschiedenis laten we alles aan onze neus voorbij gaan. Mogelijk geraken hele verzamelingen en boekhoudingen van belangrijke instanties in de container. In het beste geval is er nog de buitenlander waar we voor aardig wat geld mogelijk nog iets kunnen verkassen, die zal het dan wel bewaren. Is er nu niemand in de stad begaan met onze muziekgeschiedenis!?

Alexander Verberne was een groot grafisch ontwerper en typograaf uit Nederland, hij logeerde een tijd in Aalst en maakte een hele studie over onze orgels.

Christiane liet me weten dat ik op zoek moest gaan naar ene Alexander Verberne, hij zou vroeger regelmatig langs geweest zijn voor materiaal en info. Hij logeerde toen bij hen en maakte een hele studie van hun familie als orgelbouwers. Hij wist hun zelfs dingen te vertellen, van generaties terug, waar zij geen weet van hadden. Hij was goed bevriend met Edgard, maar later moest Edgard zijn passie meer op de politiek richten. Alexander kwam in Aalst ook naar de kerkorgels kijken en was er zelfs door bezeten. Waar zijn archief en opzoekingswerk nu is gebleven is een raadsel, mogelijk hebben nakomelingen alles weggedaan. Zijn zin voor nauwkeurigheid heeft Verberne, in de periode rond de jaren ’60, voor meer dan twintig jaar vooral gewijd aan de notatie van draaiorgelmuziek. Hij kapte boeken voor de Busy Drone, een Belgisch dansorgel uit 1924 dat in 1965, mede door toedoen van Karel Beunis en hem, werd gekocht door uitgeverij De Bezige Bij. Voor dit orgel bewerkte hij muziek van een keur aan hedendaagse Nederlandse componisten – die er speciaal muziek voor schreven – maar ook de 32 Flötenuhrstücke van Joseph Haydn. Daarnaast bekwaamde Verberne zich in het Chinees. Op het hoogtepunt van zijn carrière en op de helft van zijn leven, heeft hij zich afgewend van zijn praktijk als grafisch ontwerper. Hij was een groot grafisch ontwerper en typograaf uit Nederland, geboren in 1924. Hij heeft onderzoek gedaan naar Belgische dansorgels en veel met Eduard Hooghuys gecommuniceerd. Hij overleed in Den Haag in het jaar 2009. Ik ben in mijn netwerk op zoek gegaan naar deze man en kon van iemand vernemen dat de nakomelingen al zijn materiaal tweedehands hebben aangeboden. Er is dus mogelijk niets meer over, een ijl spoor nog momenteel dat verder moet onderzocht worden.

Onderstaand een foto van The Busy Drone in Stedelijk Museum Amsterdam. Het instrument werd in 1924 gebouwd door de firma Mortier als dansorgel voor een Belgisch café. In 1964 zette de Antwerpse draaiorgelbouwer Bursens het te koop. De Amsterdamse uitgeverij De Bezige Bij kocht het in 1965 om het te gebruiken tijdens de destijds jaarlijkse boekenbeurs in de RAI. Grafisch ontwerpers Alexander Verberne en Karel Beunis kwamen op het idee om het orgel aan te schaffen. Kunstenaar Peter Struycken ontwierp de nieuwe kleuren, Verberne de vormgeving van de belettering van het orgel. (Bron : http://www.orgelpark.nl)

Het Mortier orgel The Busy Drone is één van de meest opmerkelijke orgels ter wereld. De letters door grafisch kunstenaar Alexander Verberne.

Uiteindelijk ben ikzelf achter deze nieuwe bron van informatie gekomen. Dit dank zij Leslie Hooghuys, dochter van Edgard. Leslie werkt vandaag de dag als hoofd van de dienst bevolking in het stadhuis van Aalst. Ik vertelde haar over de geschiedenis van haar grootvader, waarna ze me liet weten dat ik contact mocht nemen met haar moeder Christiane, de weduwe van Edgard Hooghuys. Zij vertelde me op haar beurt over haar herinneringen van haar schoonvader. Ze vertelde over het Hooghuys festival dat enige tijd geleden doorging in Geraardsbergen. Ook namen van contacten waar ik nog nooit van gehoord had. Ze had wel nog wat materiaal liggen en beloofde mij uit te nodigen voor een babbel. Ze was heel open en spraakzaam, dit in vergelijking met de andere tak van de familie waarvan Mark rechtstreekse opvolger is en nog steeds in de orgelwereld actief is. Deze tak is eerder minder spraakzaam, doch koestert deze een meer dan een grote passie voor instandhouden van hun orgelcultuur. Christiane is een bezige en sterke bejaarde dame die veel contacten had. Hopelijk kunnen we van haar in de toekomst nog meer leren. Ze is nu in het jaar 2020, 86 jaar.

Onderstaand een klein artikel uit de regionale Vlaams Socialistische krant Voor Allen van 9 december 1981. (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst)

Edgard Hooghuys werd de laatste burgemeester van Nieuwerkerken bij Aalst (1971-1977). Na de gemeentes fuseerden tot ‘Groot Aalst’ werd hij schepen van Bevolking en Burgerlijke Stand. In 1989 werd hij eerste schepen en schepen van Openbare Werken en Patrimonium. Hij bleef drie jaar schepen, tot 1991.

Hooghuys politiek in Aalst:

Te Geraardsbergen stond Louis-Francois Hooghuys hoog in aanzien. Hij bekleedde het ambt van schepen van de stad en was verantwoordelijk voor de secties Openbare Werken, Onderwijs, Schoone Kunsten en Openbare Feesten (1896-1899), functie waarin hij Charles Anneessens (1888-1896) opvolgde. Tevens was hij tot bij zijn dood in 1924 voorzitter van de Association Bourgeoise Liberale. Ook was hij in 1908 medestichter van de Société coöperative Cercle Liberal de Grammont.

Toen Louis-Francois in 1924 overleed, nam Charles-Francois de zaak van zijn vader over, doch de geest van samenhorigheid ging verloren en sommige familieleden gingen zich, zoals boven vermeld, zelfstandig vestigen. De woning van Louis-Francois Hooghuys aan het Stationsplein werd voor de helft aangekocht door zijn zoon Charles-Francois, die dit deel op zijn beurt in 1938 overliet aan de Naamloze Maatschappij Brouwerij en mouterij De Zeeberg uit Aalst. De rechterhelft van het gebouw kwam in bezit van Arsene Dara-Hoebeke, meubelfabrikant. De Hooghuys ateliers draaiden op volle toeren tot de Eerste Wereldoorlog, daarna bleef de productie beperkt. Naast orgels werden eveneens piano’s verkocht en verhuurd. Het orgelbedrijf zag zijn afzetgebied zelfs zodanig inkrimpen dat Louis-Francois Hooghuys noodgedwongen begon met de verkoop van grammofoons en langspeelplaten van het merk Zonophone.

Onderstaand twee postkaarten van het Stationsplein in Geraardsbergen met daarop aangeduid de ateliers Hooghuys. In het gebouw waar vroeger Louis-François Hooghuys werkte, is de meubel fabriek van Arsène Dara-Hoebeke gevestigd. Bemerk het opschrift “Meubles “. (Bron : tijdschrift Oost-Vlaamse Zanten uitgegeven in 1983)

Edgard-Georges, broer van Louis-Francois, zijn zoon was Victor Hooghuys. Hij had café Volkshuis in Geraardsbergen en was actief in de politiek. In het café kwam menig bezoeker uit het politieke milieu. Meestal zakken ze na hun vergaderingen hier af. Zo is ook zijn zoon Egard Hooghuys als snel klaar voor een mooie toekomst in de politiek. Iets waar ze ten huize Hooghuys erg fier op zijn. Victor was bekend met het het orgel Van De Zwarte Kat, hij heeft er herstellingen en onderhoud aan gedaan en kwam dus regelmatig in Aalst. Er hing in het café in Aalst naar horen zeggen een kader met daarop de gegevens van de restauratie door Victor. Samen met zijn vrouw Angele De Vlaeminck vierden zij hun 50 huwelijk in 1977 op de markt 44A Geraardsbergen. Daar groeide ook hun zoon Edgard mee op.

Onderstaand twee krantenartikels verschenen in regionaal Vlaams Socialistische dagblad Voor Allen. Het artikel links verscheen op 21 oktober 1977, het artikel rechts verscheen op 9 december 1977. (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst)

Edgard Hooghuys, zoon van Victor, werd geboren in 1928 te Geraardsbergen. Hij was net als zijn vader actief in de politiek voor de BSP en de opvolger ervan de SP. Hooghuys ging naar de middelbare school in Geraardsbergen. Na de Tweede Wereldoorlog ging hij naar het Koninklijk Atheneum van Aalst. Voor de oorlog was hij al actief in een socialistische vereniging. Hooghuys ging na zijn legerdienst werken voor de NMBS. Hij huwde in 1956 met Christiane Roelandt uit Nieuwerkerken nabij Aalst en verhuisde dan naar Nieuwerkerken. Hooghuys werd meer politiek actief, nam in 1964 een eerste keer deel aan de gemeenteraadsverkiezingen in Nieuwerkerken en werd meteen verkozen als gemeenteraadslid. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 besliste de zetel van Hooghuys over de meerderheid. Hij koos voor een coalitie met CVP, waarin hij zelf burgemeester van Nieuwerkerken werd. Hooghuys bleef een legislatuur burgemeester, vanaf 1971 tot de gemeentelijke fusie van 1977. Na de fusie bleef hij politiek actief in Aalst, waar hij van 1977 tot 1982 schepen werd van Bevolking en Burgerlijke Stand onder liberaal burgemeester Louis D’Haeseleer. In 1989 werd hij eerste schepen en schepen van Openbare Werken en Patrimonium onder liberaal burgemeester Annie De Maght. Hij bleef drie jaar schepen, tot 1991. Hooghuys overleed in Aalst op 23 september 2012 op de spoedafdeling van het ASZ Aalst. Hij schonk zijn lichaam aan de wetenschap.

Onderstaand een artikel over Edgard Hooghuys uit De Voorpost van 17 december 1976 (Bron : Digitaal krantenarchief – Stadsarchief Aalst). Daarnaast Schepen Edgard Hooghuys pronkend bij de Hooghuysorgel op de carrousel van de familie Rorive. De foto is vermoedelijk genomen tijdens de opening van de kermis in Aalst jaren 1990. (Bron : MadeInAalst website – foto geschonken door zijn dochter Leslie Hooghuys)

NEWS/PRESS : ga naar de pagina news/press en bekijk het artikel met onder andere Christiane Hooghuys bij press

april 2021 : Chipka stadsmagazine – Aalst vergeten orgelstad

Vander Beken

Julius Vander Beken werd op 3 april 1868 geboren in de Penitentenstraat 3 te Geraardsbergen. Het eerste spoor van Vander Beken als orgelbouwer is te vinden in zijn trouwakte van 1889. Hij begon zijn carrière bij de bekende firma Louis Hooghuys, waar hij onder meer verantwoordelijk was voor de aanleg en intonatie van pijpen. Op 7 september 1897 ging Vander Beken naar Londen, waar hij verantwoordelijk werd voor de montage van draaiorgels besteld door Chiappa & Sons bij Hooghuys. Chiappa & Sons bestelde er verschillende van dergelijke orgels, maar die kwamen meestal zonder façade en Chiappa verzorgde zelf de fronten.

Onderstaand een foto van Julius Bartholomeus Vander Beken (1868-1948), werknemer van Hooghuys die later zelf een orgelbouwbedrijf zou oprichten te Edingen. (Bron : Hooghuys website van Björn Isebaert). Daarnaast de familie Vander Beken omstreeks 1910. (Bron : website grand orgue kleuker enghien.eklablog.com)

In 1909 start Julius zijn eigen orgelfabriek in Edingen. Afgaande op het aantal overgebleven Vander Beken instrumenten lijkt het dat hij niet veel orgels heeft gebouwd. Julius bouwde zowel draaiorgels als boekorgels en in deze laatste categorie bouwde hij net als Hooghuys kermis- en dansorgels. Vander Beken voerde ook reparaties en modificaties uit aan bestaande orgels. In die tijd was dat een belangrijke bron van inkomsten voor orgelbouwers. Veel eigenaren lieten hun orgel ombouwen van een cilinder- in een boekmechanisme. In veel gevallen verving hij de oorspronkelijke naam van de bouwer door de zijne. Het is niet bekend wanneer Vander Beken daadwerkelijk stopte met het bouwen van orgels, maar ik denk dat we gerust kunnen zeggen dat het voor 1935 was.

Onderstaand een naamkaartje van orgelfabriek Vander Beken. Julius Vander Beken, een oud-leerling van Louis Hooghuys, verbouwde een cilinderorgel naar een boekorgel. Rechtsboven een kermisorgel dat zwaar beschadigd was door een brand, het is letterlijk herrezen uit de as in de handen van Theo Heesbeen en prachtig gerestaureerd. (Bron : Youtube Thijs Haenen) Rechtsonder 60-toets kermisorgel, momenteel bezit van de orgelcollectie Ghysels. De meeste onderdelen van dit orgel werden gemaakt door de firma Gavioli, de belangrijkste Franse orgelbouwer in het begin van de 20ste eeuw. In het atelier van Julius Vander Beken werden voornamelijk bestaande orgels omgebouwd en gemoderniseerd. Dankzij de nieuwe façade die Jef Ghysels vervaardigde, ziet het instrument er heel fris uit, maar het is wel degelijk één van de oudere instrumenten uit de collectie. (Bron : Brochure De Collectie Ghysels, uitgegeven door Vlaamse Gemeenschap)

Een van de overgebleven stukken is het kermisorgel met 61-toetsen in een draaimolen, eigendom van de familie Hulster uit Luik. Uiteindelijk werd de attractie zwaar beschadigd door een brand maar het orgel ontsnapte aan grote schade. Het instrument is nog in het bezit van de familie Hulster en heeft een collectie zeldzame boeken, gearrangeerd door onder andere August Schollaert en de vrij onbekende Belgische arrangeur August Schelstraete. Zeker en vast was de wereld van orgelbouw, arrangeren en noteren een kleine wereld waar iedereen elkaar kende. Ook hier vinden we dus een link met Aalst.

Luister hier naar een opname van een gerestaureerd Van der Beken kermisorgel.

(Graag vernemen wij u bemerkingen via onderstaand formulier, aarzel niet!)

Gepubliceerd door Belgian Music Archive - Keimi

Music lover & New Beat collector - Reuniting and promoting the history of Belgian New Beat Belgian Mechanical Dance Organs - The Story : Mortier The Zwarte Kat & August Schollaert

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag